Shell-topman Ben van Beurden is voorzichtig met nieuwe investeringen nu olieprijzen relatief laag zijn, maar hij ziet op termijn een terugkeer naar hogere olieprijzen. Voorlopig voegt Shell wel minder nieuwe winbare reserves bij de voorraden dan er aan olie en gas wordt opgepompt.

Lage olieprijzen betekenen voor energiegigant Shell op korte termijn minder winst. Zo simpel is het, schetste Shell-topman Ben van Beurden donderdag in de toelichting op de jaarcijfers in Londen. “Grofweg moet je rekenen dat als de prijs van Noordzee-olie met 10 dollar per vat daalt, er voor Shell zo’n 3,3 miljard dollar minder binnenkomt bij de productie van olie en gas. Voor de raffinage is het effect min of meer neutraal.”

Nu olieprijzen in een halfjaar ruim gehalveerd zijn en rond de 50 dollar per vat schommelen, moet Shell — dat dagelijks zo’n 3 miljoen vaten olie en gas oppompt — dan ook lastige keuzes maken. Het antwoord van topman Van Beurden is: minder investeren, maar wel flexibel blijven. Als je namelijk te snel investeringen terugschroeft en olieprijzen stijgen weer, kun je minder goed profiteren van hogere olieprijzen.

Shell gaf donderdag daarom een vrij ruwe schatting, waarbij het de mogelijkheid heeft ingebouwd om in drie jaar tijd voor zo’n 15 miljard dollar minder te investeren. Dit jaar zullen de autonome investeringen daardoor waarschijnlijk lager uitvallen dan 35 miljard dollar.

Op termijn echter ziet Shell nog steeds gemiddelde olieprijzen van 70 tot 110 dollar per vat, zo gaf van Beurden donderdag aan. “Wij hebben voor een deel van onze projecten ook een olieprijs van iets onder de honderd dollar nodig.”

Strategisch spel op oliemarkt

De Shell-topman schetste dat de huidige daling van olieprijzen gebaseerd is op een situatie waarbij er een overaanbod is van slechts één tot twee procent. Als energiebedrijven in reactie hierop minder investeren kan binnen een paar jaar weer een situatie ontstaan waarin er duidelijk meer vraag dan aanbod is, met alle gevolgen voor de olieprijs.

Maar dat kan even duren, want het strategische spel op de mondiale oliemarkt is veranderd. "We zijn verschoven van een situatie waarin Saudi-Arabië, of beter OPEC, dominante invloed had op prijsvorming, naar een situatie waarin producenten met de hoogste marginale kosten bepalen wat de prijs is. En het duurt even voor de markt dat verwerkt heeft."

Van Beurden doelt hiermee op het feit dat Saudi-Arabië flink is blijven pompen toen olieprijzen daalden om marktaandeel te behouden. Dat kan Saudi-Arabië makkelijk doen omdat het zelf olie veelal voor minder dan 10 dollar per vat uit de grond kan halen. Voor producenten met hogere kosten, zoals bijvoorbeeld sommige producenten van schalieolie in de VS, ligt dat anders.

Een nieuw evenwicht voor de olieprijs kan dus tot stand komen als een deel van producenten met hogere kosten zich terugtrekt uit de markt, waardoor het aanbod daalt en er een nieuwe balans komt.

Vervangingsratio Shell

Tekenend in dit verband is intussen wel dat Shell donderdag meldde dat het bedrijf in 2014 zelf ook fors minder nieuwe olie- en gas reserves heeft bijgeboekt dan er aan olie en gas werd geproduceerd. De officiële berg olie en gas waarop het bedrijf zit, is dan ook gedaald. Zo'n krimpstrategie is niet iets wat je op de lange termijn wilt, erkende Van Beurden.

Maar hierbij vallen wel een paar kanttekeningen te plaatsen. De zogenoemde vervangingsratio over 2014 is uitgekomen op 26 procent. Dat wil zeggen dat voor elk vat olie dat Shell produceerde er maar 0,26 vat aan nieuwe reserves bijkwam. Het driejaarsgemiddelde voor dit kengetal staat nu op 67 procent. Pas bij een ratio van meer dan 100 procent voegt een bedrijf meer reserves toe dan er worden opgepompt.

De definitie van de vervangingsratio is echter gebonden aan Amerikaanse standaarden die bepaalde gas- en olieprojecten uitsluit. Bovendien tellen hierbij alleen olie- en gasreserves mee, als Shell de beslissing heeft genomen om daadwerkelijk te investeren in de ontwikkeling van velden. Zelf kijkt Shell liever naar de een breder potentieel aan winbare reserves en dat staat per 2014 op zo'n 25 miljard vaten olie en gas.

"Je wilt wel dat de productie op peil blijft, maar we sturen niet op de vervangingsratio als we kijken naar het investeringsprogramma", lichtte Van Beurden toe. "Het uitgangspunt is dat de cashflow (bedrijfwinst exclusief afschrijvingen, red) zodanig groeit dat we een goed rendement op de investeringen boeken, kunnen investeren in nieuwe projecten en een aantrekkelijk dividend kunnen uitkeren aan aandeelhouders."

Lagere prioriteit voor korter lopende projecten

Op de korte termijn kan dat dus wel betekenen dat korter lopende winnningsprojecten die meer last hebben van lage olieprijzen kritischer beoordeeld worden. Voor projecten met een looptijd van bijvoorbeeld dertig jaar durft Van Beurden het daarentegen nog altijd aan om met olieprijzen tussen de 70 en 110 dollar te werken.

De voorkeur gaat daarbij voorlopig meer uit naar diepzeeprojecten -- zoals in de Golf van Mexico -- en projecten waarbij de winning van aardgas wordt gekoppeld aan transportlijnen voor vloeibaar aardgas -- aardgas wordt dan vloeibaar gemaakt en per schip vervoerd in plaats van via pijpleidingen. Uitbreiding van de oliewinning in bijvoorbeeld teerzandgebieden in Canada, die een wat hogere olieprijs vergen, krijgt daarentegen minder prioriteit. Zolang de olieprijs laag blijft.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl